Dromen.




Dromen.

Het is zaterdag 14 mei, de zon schijnt. Zomer! Rondom het atletiekveld wordt de gebruikelijke dagcamping opgebouwd. De atleten, trainers en ouders van de deelnemende verenigingen nestelen zich in groepen langs de baan op een manier waar de gemiddelde bermtoerist jaloers op is. Een arsenaal aan klapstoelen, kleden, windschermen en party tenten wordt ontvouwen ten teken dat de wedstrijden kunnen aanvangen. Bij het zien en horen van zoveel saamhorigheid dwalen mijn gedachten af naar de softbal toernooien van de 70-er en 80-er jaren van de vorige eeuw. Daar heerste dezelfde ontspannen sfeer en verbroedering. Op zo’n dag langs het atletiekveld hobbel ik,  half dagdromend, achter mijn jongste zoon Daan aan terwijl hij zijn drie onderdelen afwerkt.
Daan legt zijn 80 meter horden in 20.02 seconden af terwijl ik tegen het reclamebord geleund trots ben op elke tiende van een seconde die zijn race duurt.
Na afloop van de race draai ik mij om en realiseer ik mij ineens dat ik in de koude schaduw sta wanneer ik een moeder tegen haar 11-jarige zoon hoor zeggen: “Je moet je beter concentreren en meer je best doen”.  Het mannetje loopt bedremmeld naast haar en probeert hun onderlinge afstand zonder dat zijn moeder het in de gaten heeft wat te vergroten in de hoop dat ze zal stoppen met haar kritiek. Dat lukt hem.
Ik ben klaarwakker en vraag mij af wat ik doe om dit soort taferelen bij mijn team tot een minimum te beperken.
Ouders, een belangrijke factor voor het succes van een jeugdteam, komen in veel soorten en maten. Ouders kunnen kritisch of negatief zijn, niet mee willen werken en vaak afwezig zijn. Ouders kunnen altijd winnen belangrijk vinden.
Sommige ouders coachen hun kind naar een prestatie die in hun ogen bij hun kind hoort, al dan niet in jouw bijzijn. Dat kunnen ouders met een sportachtergrond zijn die een ander beeld van de gang van zaken dan jij hebben. Er zijn ook ouders die via hun zoon of dochter hun eigen onvervulde sportdromen proberen te beleven. Zij stellen alles in het werk om hun kind zo snel mogelijk zo hoog mogelijk te laten spelen.
Langs de lijn is er vaak een hoop gedoe over en door ouders. Iedereen heeft gelukkig een eigen mening en sommigen steken die niet onder stoelen of banken. Herkenbaar toch, collega jeugdcoaches?
De grootste fout die je volgens mij kan maken is ouders negeren. Blijf, wat er ook gebeurt, praten met de ouders van jouw spelers en speelsters. Sterker nog: zorg dat jij daarin het initiatief neemt. Zo vergroot je de kans dat ouders zich rechtstreeks tot jou wenden.
Het is daarbij wel handig dat ouders weten dat ze bij je terecht kunnen. Zonder dat jij dat weten kan er voor sommige ouders een onoverbrugbare afstand bestaan tussen henzelf en de coach van hun kind.
Wat vaak goed werkt is om, voorafgaande aan het seizoen, een bijeenkomst te organiseren waarin jij jezelf voorstelt, uitlegt hoe het jaar er qua indeling gaat uitzien, wat jouw ideeën en die van de club zijn ten aanzien van het team. Ouders hebben diezelfde avond al de gelegenheid om vragen te stellen en de mondige ouders kunnen de meer verlegen ouders over de streep trekken om ook hun vraag te stellen. Dat schept een veilige omgeving en uitgangspunt voor vragen tijdens het seizoen.
Wanneer jij op zo’n bijeenkomst uitlegt dat het welzijn van de spelers altijd voorop staat, weten ongeruste ouders dat dit ook voor hun kind geldt.
Op het moment dat ouders zien waaraan wordt gewerkt kunnen zij ook onderdeel worden van het plan, en onderdeel van het succes. Er zijn genoeg taken uit te besteden, en wanneer je in een landelijke competitie speelt is vervoer een heel voor de hand liggende. Wees altijd concreet in het benoemen van de taak, zodat de betrokken ouder weet waar de taak start en eindigt wanneer je hem of haar voor die klus vraagt.
Je kunt de band met de ouders verder versterken door hen te betrekken in de planning en de uitvoering van extra teambuilding activiteiten.
En ja, ik weet het, de praktijk is vaak weerbarstiger dan een plan op papier. Je doet eigenlijk maar één ding in jouw communicatie met speelsters en ouders: bouwen aan veiligheid. Sporters presteren het best wanneer zij veilig zijn en een aanzienlijk deel van die veiligheid wordt bij jeugdspelers bepaald door hoe betrokken het thuisfront is. Wanneer ouders weten dat zij jou altijd kunnen benaderen met vragen zonder het risico te lopen dat er repercussies voor hun kind aan zijn verbonden, kun jij zo’n gesprek omdraaien en zelf vragen stellen. En dat is handig bij coachende ouders en ouders die zichzelf vereenzelvigen met de sportprestaties van hun kind. De GROW methode die ik in een eerdere column noemde is hier een mooi hulpmiddel.
Ondertussen is op het atletiekveld de zon weer gaan schijnen en bereken ik samen met Daan dat hij na zijn persoonlijk record bij het verspringen nog 5 meter en 63 centimeter van het wereldrecord is verwijderd. Hij geeft mij een dikke knipoog. Het is een mooie dag geweest.

Marco Molleman.

Twitter: MarcoMolleman

Reacties

Populaire posts